Speldenprikje LOVA erelid: JOSÉ VAN SANTEN Founding Mother van Lova
By Gerdien Steenbeek (1)
published in LOVA Tijdschrift 30 (2009), 2 (November), p. 3-7
Tijdens de zonovergoten Lova studiedag van 4 juni 2004 in Leiden vierde Lova haar 25 jarig bestaan. José van Santen, de inspirerende ‘founding mother’ van Lova, kreeg deze dag onder luid applaus en instemming de erebroche opgespeld. In juni 1979 bracht zij alle vrouwengroepen antropologie bijeen en zette zij aan tot de oprichting van Lova.
Lokale vrouwengroepen
Elke opleiding antropologie in Nederland kent rond 1975 zogenaamde ‘vrouwengroepen antropologie’. Deze groepen bestaan uit studenten die het feministische elán uit die tijd vertaald willen zien in hun opleiding antropologie. In elke universiteitsstad die een antropologieopleiding kent, ondernemen deze vrouwengroepen pogingen om feministische antropologie in te voeren in het studieprogramma. Zij werken daarnaast hard aan de eigen scholing op het gebied van feministische antropologie. Strijd en educatie gaan hand in hand, maar zijn lokale aangelegenheden. Er is geen overzicht. Gebrek aan continuïteit, tegenwerking van de gevestigde academische orde, vallen lokale groepen ten deel.(2) Soms verzandt dan een vrouwengroep, zoals in 1978 op de VU gebeurt.(3)
In maart 1979 organiseert de studentenorganisatie van de Vrije Universiteit (FONO) een lustrum-week rondom het thema ‘de vrouw in niet westerse gebieden’. Er worden verschillende lezingen gegeven. Ook de studente culturele antropologie José van Santen geeft er een lezing over vrouwen en arbeidsverdeling in Noord-Tunesië. (4)
De week wordt afgesloten met een forumdiscussie waar ook stafleden aanwezig zijn. Algemeen wordt erkend dat er bij antropologie op de VU meer aandacht moet komen voor vrouwenstudies. Dit leidt niet alleen tot de heroprichting van het vrouwenoverleg op de VU, maar ook tot de aanstelling van José van Santen tot student-assistente.(5) José krijgt als taak een rapport over vrouwenstudies te schrijven en aanbevelingen te formuleren voor het opzetten van vrouwenstudies-onderwijs bij ca/nws op de VU.
Spin in het web
José pakt het grondig aan en besluit om bij haar onderzoek naar de stand van zaken van vrouwenstudies, ook de zusterfaculteiten in den lande te betrekken. José bezoekt de verschillende opleidingen antropologie en legt daarmee voor het eerst contact tussen de tot dan toe solitair opererende vrouwengroepen. Maar het web dat José door haar bezoeken spint, bestaat vooralsnog alleen in haar persoon. José neemt niet alleen kennis van de activiteiten en ervaringen van de verschillende vrouwengroepen, maar proeft ook de behoefte aan het delen daarvan en het belang om krachten te bundelen. Hierdoor rijst het plan om de vrouwengroepen met elkaar te verbinden en een landelijk overleg te organiseren. José bezoekt als laatste Leiden, waar Mary Boesveld zich vierkant achter dit plan schaart. Gezeten in haar tuin van haar huis in het Groningse Zandeweer schrijft José de vrouwengroepen een brief, gedateerd 18 juni 1979, waarin ze haar plan om een landelijk overleg op te richten uiteenzet.
Een brief van José aan Maria Mies (ISS) d.d. 19 augustus 1979, getuigt van het idee om de vrouwengroepen te verenigen in een Landelijk Overleg en van de concrete stappen die daartoe reeds zijn ondernomen. José schrijft: ‘Tijdens de contacten met andere universiteiten is het plan gerezen om een regelmatig landelijk overleg te organiseren voor antropologen/niet westers sociologen die met vrouwenstudies bezig zijn of gaan. […] Dit plan heeft concrete vormen aangenomen, in die zin dat er een datum geprikt is, n.l. op vrijdag 12 oktober a.s. […] Mary Boesveld (Leiden), Wientje Meeuwesen (Nijmegen) en ik (VU, A’dam) zullen een aantal gedachten, voorstellen, ideeën e.d. die er leven mbt invulling, motivatie en het hoe en waarom en/of functioneren van een dergelijke werkgroep op papier zetten […].’(6)
Op 3 september 1979 ontvangen alle vrouwengroepen CA/NWS een uitnodigingsbrief voor de eerste bijeenkomst van het Landelijk Overleg Vrouwen in de Antropologie/niet westerse sociologie.(7) Deze brief begint met: `Bijgaand treft u het discussiestuk aan voor het komend Overleg, dat op 12 oktober a.s. gehouden zal worden in Utrecht.’
Het eerste Landelijk Overleg
In zaal 1801 van Heidelberglaan 2 te Utrecht komen op 12 oktober 1979 vijftien vrouwen bijeen. Allen studentes – van de universiteit Utrecht, Leiden, Nijmegen, Groningen en van de VU van Amsterdam – die daar de behoefte uiten aan een inhoudelijk platform voor het uitwisselen en opbouwen van kennis in vrouwenstudies en aan een strategisch platform om vrouwenstudies bij de opleidingen te integreren. Er wordt een datum voor een nieuwe bijeenkomst geprikt – 14 december in Leiden.(8) Van deze bijeenkomst op 14 december 1979 in Leiden is een verslag gemaakt door Joke van Reenen (VU), getiteld : ‘Verslag Feestelijke oprichting Landelijk Vrouwenoverleg Antropologie’. Aanwezig zijn 25 personen en afgevaardigden van vrouwengroepen uit Nijmegen, “veel vrouwen uit Leiden”, Amsterdam (VU), Amsterdam (GU), Wageningen, Utrecht en Groningen.(9) Die dag wordt besloten dat het Landelijk Overleg “een blad” zal uitgeven, waarin “informatie wordt uitgewisseld”, een agenda met nieuws en activiteiten zal worden opgenomen, alsmede “diskussiestukken die betrekking hebben op het thema van de volgende bijeenkomst van het landelijk overleg. De kopij dient getikt te zijn op moedervellen”, zo meldt het verslag.
Tevens besluiten de bevlogen en enthousiaste aanwezigen dat het Landelijk Overleg drie maal per jaar bijeen zal komen, telkens in een andere universiteitsstad, georganiseerd door een vrouwengroep antropologie, die ook zorgt voor de uitgave van een nieuwsbrief die in de verslagen van die tijd nog “het blad” genoemd wordt. Over de naam Landelijke Nieuwsbrief Niet-Westerse Vrouwenstudies (LNNV) is men niet echt tevreden. Na twee (gestencilde) nummers in februari en in april 1980, verschijnt in augustus 1980 de eerste LOVA Nieuwsbrief.
Voorvechtster feministische antropologie
In hetzelfde jaar waarin Lova wordt opgericht, schrijft José als student-assistente het rapport Vrouwenstudies in de Culturele Antropologie en Niet-Westerse Sociologie.(10) Ook de jaren erna heeft José notities, overzichtsartikelen en essays geschreven die de ontwikkeling van feministische antropologie in Nederland hebben ondersteund. José ontpopte zich (tegen wil en dank) daarbij als nomade die van de ene universiteit naar de andere trok en daar een spoor van constructieve, kritische en geëngageerde teksten achterliet. Sommige teksten dienden als onderwijsmateriaal voor cursussen in den lande (Basisartikel feministische antropologie, 1985), andere bleken voer voor heftige debatten (Antropologie, feminisme en ideologie, 1986) of kritisch reflexief te zijn (Het bestaansrecht van feministische antropologie, 1994).
Sinds 1988 werkt José bij de universiteit van Leiden en heeft zij zich ontwikkeld als expert op het gebied van fundamentalisme, mondialisering, jeugdculturen, gender, etnische en religieuze identiteit in West-Afrika. José is vele ervaringen als onderzoeker, docent, wetenschappelijk directeur en projectleider rijker. Maar nog altijd is de “founding mother” van Lova een bezielend, betrokken en inspirerend feministisch antropoloog!
Noten
1 Met dank aan Fenneke Reysoo en Ina Keuper die in hun archief en geheugen doken wanneer ik hen dat vroeg. Zij deden dat zowel in 2004 toen ik José mocht toespreken en de broche mocht opspelden, als nu bij het schrijven van deze tekst.2 Zie: Steenbeek, Gerdien ‘Gender in het curriculum: een geschiedenis van een noodzakelijke strijd’ De Ware Tijd, Genderoptiek, jaargang 3, 2 oktober 2006.
3 Ina Keuper, Berichten van het vrouwenoverleg. In: Masker, jrg.5, nr. 1, oktober 1980.
4 Ibid. Andere lezingen werden gegeven door Joke Schrijvers – medewerkster van de Universiteit Leiden (over viricentrisme), Annemiek Hoogenboom (over vrouwen in bevrijdingsbewegingen), Bernard Venema – hoogleraar antropologie aan de VU (over positie van vrouwen bij de Wolof in Senegal).
5 Blijkbaar was een en ander met elkaar verbonden, want uit de notulen van het Vrouwenoverleg Antropologie van 12 oktober 1979 blijkt dat de vrouwengroep van de VU zich presenteert als ‘steungroep’ voor José van Santen. Het student-assistentschap van drie maanden, wordt in juni 1979 verlengd met acht maanden.
6 Op 13 september 1979 antwoordt Maria Mies dat ze het initiatief ondersteunt maar er zelf niet bij kan zijn.
7 De brief is ondertekend door Mary Boesveld, Wientje Meeuwesen en José van Santen.
8 De notulen van deze vergadering melden als aanwezig : Ineke Veenstra (Groningen), Wientje Meeuwesen, Alide Roerink, Anita Gerrits, Marian Geling, Nelleke van der Vleuten, Ans Hobbelink (Nijmegen), Marianne van de Merwe, Verona Goverman (Amsterdam, VU), Wieke van der Velden (Amsterdam VU en ISS), Mary Boesveld (Leiden), Nieny Ho, Marianne Hamstra, Inge Teunissen en Maria Poulisse (Utrecht).
9 Voorzitster van deze bijeenkomst is Mies Grijns, kandidaatsassistente vrouwenstudies in Leiden, waar Joke Schrijvers, Els Postel , Mary Boesveld, Go Mandersloot en Claudine Helleman in de werkgroep Vrouwen en Ontwikkeling – later Vrouwen en Autonomie (VENA) – bruggen bouwen tussen feministische antropologie en ontwikkelingsvraagstukken. José zal eind jaren tachtig hier de gelederen komen versterken.
10 Het rapport werd gedistribueerd in de eerste nieuwsbrief en werd besproken op 29 februari 1980 te Nijmegen tijdens de studiedag die het thema ‘vrouwenstudies’ had.