Speldenprikje LOVA erelid: JOKE SCHRIJVERS Voortrekker, voorbeeld en ‘voormoeder’

By Karin Willemse(1)
published in LOVA Tijdschrift 30 (2009), 2 (November), p. 11-15

Lova Honorary Member Joke Schrijvers

Een ‘speldenprik’ schrijven over het belang van Joke Schrijvers voor LOVA, in 800 woorden. Het klinkt gemakkelijker dan het lijkt. Joke is in zoveel opzichte van belang (geweest), niet alleen voor LOVA, maar voor de feministische antropologie in Nederland en zelfs daarbuiten: wat daaruit te kiezen? Mijn blik valt op de foto die de voorkant van de geredigeerde bundel Gendered fields siert. Een jonge Joke, die als ‘antropologe aan het werk’ op haar hurken knielt naast een Sri Lankaanse vrouw; verderop in het boek heeft de foto als onderschrift ‘Joke Schrijvers en Ranmenika sorting out her shopping’(2). De foto van Joke is genomen door Peter Kloos(3) gedurende een van hun veldwerk-periodes in Sri Lanka (vanaf 1977); een onderzoeksgebied dat voor een groot deel haar feministische werk heeft geïnspireerd. Een andere tijd, het lijkt zo lang geleden; maar het artikel van haar hand dat in de betreffende bundel is opgenomen, ‘Motherhood experienced and conceptualized’ is nog zo actueel: ik schrijf het mijn studenten (niet-westerse geschiedenis) tot op de dag van vandaag voor. Het bevat al die aspecten die Joke Schrijvers tot voortrekker, voorbeeld, of zo je wilt, voormoeder(4), van de Nederlandse feministische antropologie in het algemeen en van LOVA in het bijzonder maakt. Zoals een collega-antropologe uit India en een goede vriendin van Joke mij eens toevertrouwde: ‘Joke is the only person I know who is a genuine feminist, for she thinks and acts like a feminist in her research as well in her personal life, while I am constantly struggling … and failing’

Wat mij in Joke het meeste trof, en treft, is de aandacht, betrokkenheid, warmte en het respect waarmee zij iedereen en elk (onderzoeks-)onderwerp tegemoet treedt. Haar poging om zoveel mogelijk egalitaire relaties te onderhouden strekt zich uit tot ver over de grenzen van haar onderzoeksgebied en betreft eenieder die zij ontmoet. Maar dat is niet het enige waarmee Joke haar erelidmaatschap heeft verdiend.

Om met LOVA te beginnen. Boud gesteld zou er geen LOVA meer zijn als Joke Schrijvers zich niet beschikbaar had gesteld als voorzitter van een ‘doorgestarte’ in 1995. Ik herinner mij goed dat Anna Aalten, destijds de penningmeester van LOVA, Tine Davids en mij liet weten dat het animo voor LOVA sterk was afgenomen. Nijmegen had in de jaren 1990 een zeer actieve studentenvereniging, Tchambouli, met wie wij vervolgens een studiedag in Nijmegen organiseerden rondom de vraag of, en zo ja hoe het nu verder moest met LOVA. Die studiedag bracht als resultaat de steun van feministisch antropologische professoren, docenten, onderzoekers en studenten voor het voortzetten van LOVA: Joke Schrijvers nam het voorzitterschap op zich. LOVA werd geherstructureerd, geformaliseerd en ‘geëgaliseerd’ in een platte organisatie met verschillende commissies (voor de studiedag, de nieuwsbrief – pr, later tijdschrift, website, etc.). En het werkt: we vieren nu inmiddels het 30-jarige bestaan van LOVA!

Zich inzetten voor de goede zaak bracht altijd het strijdvaardige in Joke naar boven: voor VENA, voor de vrouwenboerderij in Sri Lanka, voor InDra, en dus ook voor LOVA.(5) Ze zette een stevige structuur neer, met een cultuur van respect, humor en gedrevenheid. Het was dan ook niet alleen een warm bad, maar ook een gespreid bed toen ik in 1999 Joke opvolgde als voorzitter van LOVA.

De plek die Joke Schrijvers inneemt in de genealogie van LOVA-ereleden, van LOVA ‘speldendraagsters’, is niet alleen het gevolg van haar inzet voor LOVA als institutie. Integendeel, het is met name een eerbetoon voor de inspirerende en creatieve manier waarop zij de feministische antropologie in Nederland mede heeft vormgegeven en uitgedragen, en aldus LOVA als netwerk van feministisch antropologen heeft bezield. Joke Schrijvers heeft op alle fronten van feministisch antropologisch onderzoek invloed gehad – zo zijn, naast moederschap, concepten als viricentrisme, autonomie, en participatorisch/transformatief onderzoek door haar geïntroduceerd dan wel verder uitgewerkt. Haar inzichten dat epistemologische, methodologische en theoretische aspecten van onderzoek samenhangen en tegelijkertijd politieke standpunten inhouden, vormden voor mij, en vele anderen een eye-opener.(6)

Een belangrijk aspect was de deconstructie van binaire opposities waarbij zij onvermoeibaar de politieke dimensie van het hanteren van dergelijke dichotome categorieën bleef aanwijzen. Het problematiseren van zowel de dichotomie tussen ‘het persoonlijke’ en ‘het professionele’, ‘het academische’ en ‘het politieke’, als die tussen ‘ego’ en ‘alter’, tussen antropoloog en degene die in haar of zijn onderzoek wordt betrokken en de machtsrelaties die met deze binaire opposities samenhangen, zijn daarbij haar meest moedige en vernieuwende bijdragen.(7) Het vereiste dat zij zich kwetsbaar opstelde omdat haar inzicht dat echt dialectisch en reflectief(8) onderzoek een andere manier van representatie veronderstelde waarbij de ‘anthropological gaze’ ook op de onderzoeker zelf gericht werd. Daarbij dienden niet alleen de interactie tussen onderzoeker, de betrokkenen en de wijdere context onderdeel van analyse te vormen: het vereiste ook een politieke stellingname ten aanzien van de machtsrelatie die vaak verpakt zit in het beeld dat onderzoekers over ‘de ander’ construeren.(9)

In het bovengenoemde artikel ‘Motherhood experienced and conceptualized’ komen al deze aspecten in een notendop aan de orde. Hierin laat Joke Schrijvers op overtuigende manier zien hoe de meest intieme keuze, ‘wel of geen kind’, samenhangt met haar ervaringen met het moederschap in de uiteenlopende socio-culturele, economische en politieke contexten van Nederland en in Sri Lanka. Op zelfreflectieve wijze analyseert ze hoe haar theoretische inzichten over ‘het’ moederschap (de potentieel onderdrukkende en machtverlenende kanten) haar persoonlijke keuzes ten aanzien van haar eigen moederschap beïnvloedden en vice versa. Tegelijkertijd wijst ze erop dat de zoektocht naar het representeren van onderzoek als een dialectisch kennisproces met ruimte voor pluraliteit – meerstemmigheid – het dialogische karakter van intersubjectiviteit, en reflectiviteit niet slechts een kwestie van stijl is. Het gaat er uiteindelijk om de macht tot definiëren – defining power – te delen met betrokkenen en de blik van onderop voorrang te geven in een poging om kennis in dienst te stellen van verandering. Een deconstructie van de dichotomie tussen theorie en praktijk die ruim 15 jaar later nog steeds van kracht is. Reden te meer waarom Joke Schrijvers erelid van LOVA is.

Nog een laatste opmerking geldt dan toch de stijl die wellicht niet het uitgangspunt van alternatieve vormen van representatie zou moeten zijn, maar waar Joke wel gevoel voor had. Ik denk dat andere PhD studenten van Joke mijn ervaring delen, dat het soms schrikken was om een hoofdstuk terug te krijgen dat vol met opmerkingen stond over inhoud en over taalgebruik. De tekst won aan helderheid en duidelijkheid en ik ben Joke nog zeer dankbaar voor de nauwgezetheid die zij daarvoor aan de dag legde. Joke Schrijvers’ eigen stukken zijn dan ook goed gestructureerde en helder geformuleerde betogen, waardoor menig lezer de indruk had dat wat ze analyseerde ‘gemakkelijke kost’ was, terwijl vaak juist het tegendeel het geval was.

Joke had, en heeft, soms twijfels over de effectiviteit van zowel haar ‘tegendraadse’ houding als bij de mogelijkheid van het academisch discourse om de complexiteit van een onderzochte realiteit weer te geven. Ze had vaak het idee dat een literaire tekst, zoals een gedicht, een overtuigender en verhelderender beeld van de realiteit zou opleveren dan een academische tekst(10) Het is wellicht niet verwonderlijk dat Joke sinds haar emeritaat zich gewijd heeft aan de poëzie(11) en met dezelfde inzet en bevlogenheid die zo kenmerkend was voor haar werk als feministisch antropologe.

Wat haar positie in de marge betreft, schreef ik haar in een email(12): ‘Tja, de marges, soms is dat de enige positie van waaruit je kritisch kunt blijven en verandering, die net uit het zicht ligt, kunt nastreven. En dan sta je midden in die beweging, in de golven die je met je steentjes van kritische beschouwingen en alternatieve visies, concepten, methoden produceert.(13) Dat het een ongemakkelijke positie was, kan ik me voorstellen. Het gevoel aan te sluiten omdat het gemakkelijker is, is echter een illusie, zo kan ik dan weer getuigen. Want niets is zo saai en dodelijk als de middenmoot te moeten aanhouden, het aanvaarde. Dan maar rebels en tegendraads, alles in beweging… Je leest het, je blijft voor mij een bron van inspiratie. En een lekker warm, tegendraads, kritisch, soms dwaas mens, met humor, zelfspot en mededogen, aanstekelijk enthousiast in wat je doet.’ Een waar LOVA erelid dus.

 

Noten
1. Ik dank Joke Schrijvers en Tine Davids voor het delen van hun herinneringen en inzichten die ik verwerkt heb in deze tekst.
2. ‘Motherhood experienced and conceptualised’, in: Diane Bell, Pat Caplan and Wazir Jahan Karim (eds.) Gendered fields. Women, men and ethnography, London: Routledge, 1993, pp. 145.
3. Peter Kloos, kritisch en feministisch antropoloog, deed net als Joke Schrijvers in 1977/78 antropologisch onderzoek in Sri Lanka, waar zij zich tijdelijk vestigden met Joke’s twee zoons, Maurik en Tijmen.
4. Ontleend aan de titel van de bijdrage over feministische antropologie geschreven door Mary Boesveld, Teresa Fogelberg en Mies Grijns voor het Tijdschrift ‘Intermediair’ over grondleggers van de antropologie dat in 1982 verscheen onder dezelfde titel, `Van voormoeders tot vrouwen van morgen. De feministische antropologie nader beschouwd.’ In: Geert Banck & Barry van Heijningen (eds.), Beroep: Antropoloog. Vreemde volken, visies en vooroordelen, pp. 213-225. Amsterdam/Brussel: Intermediair.
5. De werkgroep VENO, vrouwen en ontwikkeling, opgericht in 1976-77 werd in 1986 VENA, vrouwen en autonomie (Rijksuniversiteit Leiden). De oprichting was het gevolg van een opdracht van DGIS om, na een preadvies voor de vrouwenconferentie in Mexico van 1975, een groot onderzoeksproject over vrouwen en ontwikkeling op te zetten. In 1989 werd Joke eerst directeur van toen nog het instituut InDRA (Institute for Development Research Amsterdam, UvA), later als professor Development Studies head of departement en weer later van het ‘research institute AGIDS-InDRA
6. In mijn geval letterlijk, tijdens een cursus aan de Universiteit van Leiden georganiseerd door Peter Kloos over kritische wetenschapsbeoefening in 1982-83.
7. ‘Motherhood experienced and conceptualised’, in: Diane Bell, Pat Caplan and Wazir Jahan Karim (eds.) Gendered fields. Women, men and ethnography, London: Routledge, 1993, pp. 143-4 & 156.
8. Aangezien het een term betreft die refereert aan een alternatieve wijze van het uitvoeren, analyseren en representeren van antropologisch onderzoek, wordt de term ook wel in de Engelse vorm, als ‘(zelf-) reflexief’, gespeld.
9. ibid.
10. ‘I have often felt a literary text, such as a poem, to be a more convincing and illuminating image of reality than an academic text!’ in ‘Motherhood experienced and conceptualized’, 1993, p. 156
11. Joke Schrijvers heeft eens de dichotomie tussen een wetenschappelijke tekst en poëzie trachten te deconstrueren door een bijdrage aan het Liber Amicorum voor Ton Lemaire als gedicht in te leveren, wat door de redactie werd geweigerd. In een email ter bevestiging van deze gebeurtenis schrijft Joke: ‘Ik heb toen, heel rebelsig, een nieuwe bijdrage in tekstvorm aangeleverd met de titel “Poezie als wetenschapskritiek”… Daarin schrijft ze Ton Lemaire een brief, ’d.d. 27 dec 1989, waarin ik rapporteer dat ik van plan was mijn bijdrage in de vorm van enkele gedichten te doen (“een bescheiden revolte tegen de dictatuur van de gangbare wetenschappelijke producten. Het zou een poetische kritiek zijn op de “wetenschappelijke” norm dat literaire verwoordingen van onze waarnemingen en gevoelens op een andere plank van de boekenkast dienen te worden ondergebracht. Jammer genoeg kon mijn plan niet doorgaan. // Dit liber amicorum moest een thematische bundel worden met een zakelijk karakter. De stijl mocht niet te persoonlijk zijn.”, p.35 in Raymond Corbey en Paul van der Grijp, rec. Natuur en Cultuur. Beschouwingen op het raakvlak van antropologie en filosofie, Baarn: Ambo 1990).” Persoonlijke emailcommunicatie, 5 december 2009’.
12. D.d. 5-12-2009.
13. Hier refereer ik aan de bundel Making waves: Inspiring critical and feminist research. A tribute to Joke Schrijvers, Ellen Lammers (ed.), Amsterdam: Aksant Academic Publishers, 2002.

WordPress Cookie Notice by Real Cookie Banner